de Hond (op het balkon)


Langzaam zakt in mij
de eerste lentezon
na een winter vol venijn
de hond op mijn balkon

bedachtzaamheid al waar ik liep
de schuiver met de fiets
de adempluim als ik je riep
verdwijnen in het niets
de dag begint in duister
de planten bijna dood
en als ik heel goed luister
het kraken van de goot

ik weet dat het voorbij zal gaan
de zon verdrijft de kou
jij zult daar niet blijven staan
ofschoon ik’t willen zou

langzaam zakt in mij,
de laatste zomerzon
en zit daar warm en loom te zijn,
de hond op mijn balkon

ik denk dan aan het koele meer
de duik, de ochtend douw
‘n eend gaat snaterend tekeer
het water donkerblauw
de slagen loom op naar de zon
de boot, de mist hangt laag
denk ik ineens aan mijn balkon
waarom dat is de vraag

de lucht van vroeg
en pluk de jonge dag
gisteren nog in de kroeg
jouw bulderende lach

langzaam zakt in mij
de laatste zomerzon
en zit daar warm en loom te zijn
de hond op mijn balkon
de hond op mijn balkon


De hond, loom op het balkon. De zomer, warm en weinig schaduw, niet te veel bewegen en denken aan het water. De zomer gaat, de winter komt; de winter gaat, de zomer komt. en op het balkon……de hond.